Verhalen

Door de "stamboom" kwam Kees Stada in aanraking met Tabe Dolstra, voormalig politieman op Terschelling. Omdat Tabe een gezellig prater was en veel herinneringen ophaalde, vroeg hij hem wat voor Schylge myn Lântse te schrijven. Hier is zijn bijdrage. Mogelijk vervolgt hij zijn spannende avonturen die hij meemaakte tijdens zijn boeiend beroep…

Sinds mensenheugenis jut, vist en jaagt de Terschellinger. De wetten veranderen. Jagen op konijnen met een lichtbak is nu verboden. Tabe Dolstra, voormalig politieman op Terschelling vertelt hierover een smeuiig verhaal. De Terschellinger jagers werden midden in de nacht in de herfst van 1980, in de duinen tussen Hoorn en Oosterend betrapt:

Tabe Dolstra werd op 8 februari 1948 in Leeuwarden geboren. Met zijn vrouw Doetje Terpstra en twee kinderen woonden ze van 1 oktober 1978 tot 1 april 1984 naast rayoncommandant Dijkstra (de politie met de bouvier) en na diens pensionering naast Martin Koers in Midsland. Tijdens de geboorte van de tweede zoon, Gerben waren dokter Mellema en verpleegkundige Ans Schroo aanwezig. Nog dezelfde dag kwam burgemeester Van Blommensteijn hen feliciteren.

Het verhaal van Tabe speelt zich af in de herfst van 1980 in de duinen van Hoorn en Oosterend. Waarschijnlijk herkent een aantal eilanders zich wel … En eigenlijk hoopt hij op een reactie van degene die hem de haas thuis heeft bezorgd.

STROPERS

De baas vond dat er maar weer iets aan de stroperij gedaan moest worden. Dat liep toch echt wel de spuigaten uit. Van diverse kanten kwamen er klachten dat er in de buurt van Oosterend veel met lichtbakken op konijnen werd gestroopt. Dat stropen zit de Terschellinger in zijn aard. Naast het jutten was het stropen kennelijk een aangenaam tijdverdrijf. Dus als er niet te jutten viel dan maar wat stropen. Een beetje eilander doet daaraan mee. Zelfs een notabele West-Terschellinger, die bij veel mensen over de vloer kwam en die ambtshalve ook veel mensen op bezoek kreeg, schoot uit het raam van zijn zomerhuisje eens wat fazanten aan flarden. Dat kwam hem op een boete te staan. Maar goed...... stroperij in Oosterend, het einde van de wereld, maar kennelijk toch een wereldzonde. Als diender stond ik niet te trappelen om daar in de nacht met mijn snotkoker in de duinen te liggen. "Befehl ist befehl", dus er werd een nachtdienst gepland, voorbereidingen getroffen en we gingen op pad. Tezamen met wat vrijwillig gedetacheerden groeven wij ons in het begin van de nacht in, ergens in de duinen tussen Hoorn en Oosterend. Nu ben ik geen jager, laat staan een stroper, dus kon ik mij niet verplaatsen in de wondere gedachtewereld van dit soort lieden. Ik zag eigenlijk de lol daar ook niet van in. Een beetje bij nacht en ontij achter die zielige beestjes aan. Maar goed..... in het duister, in de duinen, zeg maar zand, en maar liggen wachten wat er mogelijk zou gaan komen. Maar ons geduld werd beloond. Nadat we drie uren naar de hemel hadden liggen staren, kwamen er vanuit de kant van Hoorn bewegingen. Een aantal erg felle lichten naderden ons. Het hart bonkte in onze keel. Het had ook iets sinisters. De donkere duinen, die zo nu en dan door een vaalbleke maan werden beschenen, en dan die lichten die langzaam op ons afkwamen… Toen de lichten heel dicht bij ons in de buurt waren en de contouren van de personen zichtbaar waren, kwamen we te voorschijn met "Halt Politie!". Tot mijn stomme verbazing gingen de eilanders er als hazen vandoor, behalve één man die kennelijk zo geschrokken was van onze aanwezigheid dat hij geen stap meer kon verzetten. Wij arresteerden deze man dan ook op heterdaad op stroperij. Ik weet niet meer precies of het een inwoner van Oosterend of Hoorn was. Maar tijdens het nachtelijke verhoor van deze man in het bureau op Midsland kreeg ik zelfs sympathie voor de man. Ik hoorde de motieven aan waarom hij stroopte. Heerlijk, die verhalen. De man zag het niet als een wereldzonde en nam zijn petje af voor het dappere politieoptreden die nacht. Dat was hem in al die jaren dat hij al stroopte nog nooit overkomen. Betrapt worden door een paar stadse dienders van de vaste wal. Nadat het een en ander ambtshalve op papier was gezet, knoopte ik nog een praatje aan met die man! "Is dat nou te vreten zo'n konijn?", vroeg ik hem. Volgens de man ging het wel maar hij had liever een haasje gehad, want daar zat wat meer aan. Nu had ik van mijn leven nog nooit haas of konijn gegeten. In mijn onschuld zei ik dat tegen de stroper. Een minzaam glimlachje kwam er vanaf. Logisch, want ik kwam uit de stad. Het ging als een lopend vuurtje over het eiland. Pliesie Dolstra had stropers betrapt. Iedere Terschellinger weet dat het geruchtencircuit op het eiland voortreffelijk is.

Een aantal weken na dit "strafbare feit" waren mijn vrouw en ik huishoudboodschappen doen. Zoals gewoonlijk was de achterdeur van onze woning naast het politiebureau niet op slot. Toen we thuiskwamen viel ons direct het rare gedrag van onze twee katten op. Ze waren niet te houden. Ze sprongen in de keuken het aanrecht op en af. Op het aanrecht lag, in krantenpapier gewikkeld, een levensgrote dooie haas. Tot op heden ten dage weet ik nog niet wie mij dit cadeautje heeft gebracht. Hij zadelde mij overigens wel met een probleem op, want hoe maak je zo'n beest schoon en bereid je hem. Een zoon van boer Piet heeft hem schoongemaakt en van zijn vrouw kregen we waardevolle adviezen hoe het beest etensklaar te maken. Ik denk dat we er wel vier dagen van hebben gegeten.

 Terug naar de verhalenlijst