Verhalen

Tijdens de kersttentoonstelling kreeg ik het boekje "Zij volgde haar roeping" door Ida van Marle, van de pinstergemeente van Iemke Ruige te leen. Hoewel ik zelf niet gelovig ben vind ik het een indrukwekkend verhaal en de moeite waard om er een deel van in mijn Terschelling-familie te zetten.

Waarom Trijntje Bakker in 1908 China introk.

Trijntje BakkerTrijntje BakkerTrijntje Bakker (dochter van Cornelis Anes Bakker, landbouwer, zeeman en manufacturier, en Trijntje Klaas Pals) en Geertje Roos (dochter van Daniel Ariens Roos, landbouwer, en Maamke Philippus Ewouds) lieten voor het eerst hun geboortekreten in Lies horen en wel op 15 januari 1891 en 15 maart 1879. Trijntje had toen nog geen enkel benul dat ze 30 jaar later te voet en te paard, samen met Geertje, China in zou trekken.

De familie Bakker, van huis uit Nederlands Hervormd, sloot zich aan bij de Pinkstergemeente en Trijntje Roos volgde het zelfde voorbeeld. Beide meisjes lieten zich inschrijven op de Pinksterbijbelschool in Amsterdam, waar ze de zendelinge Elise Scharten ontmoetten, die met verlof in Amsterdam was. Na verscheiden gesprekken besloten de twee meisjes mee te gaan naar China! Geen kleinigheid. Maar omdat in 1914 de oorlog uitbrak en ze Nederland niet konden verlaten, werd het werkterrein o.a. Groningen en Drente. Ze trokken van dorp naar dorp en lieten in menig huis de evangelisatiebladen achter.

Op 13 april 1921 werden Trijntje en Geertje naar Londen gestuurd, waar ze in het pinksterzendingshuis de Engelse taal beter leerden spreken. In juli kregen ze een oproep om op 4 oktober 1921 in Marseille aan boord van een schip, dat naar China vertrok te stappen. Ze konden op 14 augustus nog even naar Terschelling gaan om het een en ander te regelen voor de grote reis.

Na een goede reis kwamen ze via Singapore in Haifong aan, waar ze door een paar zendelingen werden opgevangen en voor het eerst in een primitieve herberg op Chinese bodem sliepen. De volgende dag reisden ze gedurende drie dagen en drie nachten verder in een met hout gestookte trein. De maaltijden werden op een zelf gestookt rokerig vuurtje bereid door de Chinezen. Uiteindelijk kwamen ze in Yunanfu aan waar ze door Engelse en Amerikaanse zendelingen in een zendelingenhuis werden opgevangen. De eindbestemming was nog lang niet bereikt en er volgde een tocht van eenentwintig dagen. De bagage werd in kistjes gepakt omdat alles door paardjes en muilezels verder werd gebracht. De vrouwen zouden in gesloten draagstoelen gedragen door vier mannen meereizen.

De Chinezen hadden niet gerekend dat ze Trijntje zo groot was en eisten een kwartje per dag meer.

Zodra de eerste stoel aankwam op een tussenstop werd de maaltijd van rijst en kool klaar gemaakt door de gastvrije Chinezen en voordat de volgende stoel aankwam was de eerste al weer op pad. 's Avonds konden ze hun eigen maaltijd maken en de nacht werd op een zelf meegebracht veldbed doorgebracht in een ruimte waar soms de ratten over hen heen liepen en de luizen al snel de overhand hadden. Ze hebben in die tijd nogal eens gedacht aan het zorgeloze Terschelling. Omdat Trijntje en Geertje geen woord Chinees verstonden, laat staan spraken, werd een leraar voor drie maanden gevonden. Hij verstond geen Engels, dus gemakkelijk zal het niet geweest zijn. Zodra ze enige vooruitgang boekten werden ze toevertrouwd aan een zondagschool waar ze korte preekjes hielden. Na twee jaar konden ze iedereen verstaan en het werkelijke zendingswerk begon. Op markten speelden ze op hun harmonica's en zongen er in het Chinese vertaalde christelijke liederen die op een groot wit doek werden getoond.

De Europese kleding was toch wel erg onpraktisch en zo kon je de Terschellingse vrouwen in Chinese kleding zien lopen en eten uit hun eigen kommetjes en met eigen eetstokjes. Het voordeel was tevens dat de mensen zo beter waren te benaderen. Hoewel de hygiëne in de afgelegen gebieden ver te zoeken was is Trijntje in al die jaren nooit ziek geweest.

Didong, didong!

Na een vreselijk gekraak en getril in het huis waar Trijntje zich bevond, hoorde ze de mensen schreeuwen: "didong, didong, didong en dat betekende dat er een aardbeving was. Overal stortten de huizen in, maar gelukkig bleef het gebouw waar zij was gespaard.

Brief uit Nederland

Toen Trijntje na een missie van veertien dagen te paard terug kwam uit het berglandschap van Yu Swan , lag er een brief op haar te wachten. Wat ze vreesde was bewaarheid: haar moeder Trijntje Pals (9.9.1850 - 30.8.1923) was overleden. Ze schreef direct een lange brief terug en een deel wordt hier weergegeven.

Chien Ch'nan, 27 nov. 1923

Geliefde zusters en broeders in Jezus, Terwijl ik deze brief schrijf, ben ik reeds enkele weken op een buitenpost. Ik wil u graag van hieruit schrijven, daar we D. V. 30 november weer naar Likiang terugkeren. Ik was hier reeds zes dagen toen ik het droevige bericht ontving van het overlijden van mijn lieve moeder uit de brief van broeder Polman aan zuster Scharten gericht. Wij hadden juist de treurige tijding van het overlijden van de moeder van zuster Roos (Maamke Ewouds, 10.7.1840 - 13.8.1923) ontvangen, waarover mijn moeder zelf nog schreef. Ruim veertien dagen later kreeg ik het bericht dat mijn lieve moeder er niet meer was. Als men zelf niet tegenwoordig is geweest en men zo veraf is, dan is het soms een droom en toch is de ruwe werkelijkheid daar. Welk een droefheid vervulde mijn hart, te moeten denken: "Ik zal haar lieve stem nimmermeer horen, haar nooit meer zien. Zij kan niet meer aan mij denken, niet meer voor mij bidden"; toen was daar diepe, diepe droefheid in mijn hart. Zulke tijdingen te moeten ontvangen in de vreemde, zo veraf, dat is wreed en hard. Doch een liefelijke troost was daar in de brief, want haar laatste woord was: "Jezus". enz.

Dat de overvallen van roversbenden aan de orde van de dag waren en de hele bevolking daarvoor in angst leefde, blijkt uit een brief van Geertje Roos, waarvan hier een gedeelte is weergegeven.

Ch'iao-Leo-Ching, 26 maart 1924

Geliefden in Christus,

Zoals u ziet ben ik in Ch'iao-Leo-Ching. Het is mijn eerste reis alleen. Ik zag er wel tegenop, omdat de weg zo gevaarlijk is door rovers. Het is vier dagen reizen. Thuis zeiden ze dat als er moeilijkheden zouden komen, ik mij niet moest laten ontmoedigen, maar op Jezus moest zien. Toen ik eenmaal vertrokken was vielen alle zorgen weg. Ik voelde mij zo vrij en genoot intens van het prachtige landschap. Ik was als Europese vrouw alleen, maar er reisden vijfenveertig Chinese soldaten mee. Op een hoge berg rustten we uit. Toen wij tussen twee hoge, dichtbegroeide bergen doorgingen begreep ik dat hier gevaar dreigde. De soldaten verdeelden zich. De ene helft reed voorop en de andere helft achter mij.

Twee uur lang werd er geen woord gesproken, maar ik was me bewust van de tegenwoordigheid van God en kon wel zingen toen wij veilig hier aankwamen. Er schuilden drie verschillende roversbenden om Ch'iao-Leo-Ching. enz.

Tot nu toe is er niets gebeurd en ik zit hier al veertien dagen. De plaats, die een dag reizen hier vandaan ligt en waar we overnacht hebben, is totaal geplunderd en beroofd. Vele soldaten zijn daar gedood en tientallen gevangen genomen. Ze hebben er vreselijk huisgehouden. enz.

De evangelist had aan een van de mensen verteld dat ik de vijftiende jarig was. Zelf had ik het geheim gehouden en het was een hele verrassing toen op de bewuste dag alle christenen mij iets kwamen brengen. Ik kreeg wel veertig stukken suiker en die ver weg woonden kwamen me de volgende dag iets brengen. Hun hartelijkheid is hartverwarmend en twee oude mannen die niet eens vaak in de samenkomsten komen, brachten elk zes stukken suiker mee. Daar mijn woordkeus nog beperkt is, houd ik nog geen lange preek in de samenkomsten, maar ik doe het iedere dag en met vreugde ontdek ik dat het steeds beter gaat. enz.

Uit Likiang hoor ik zelden iets, want als je een brief verstuurt duurt het twintig dagen voor hij op de plaats van bestemming is. Er is hier trouwens weinig tijd om te schrijven. Telkens schrijf ik verder aan deze brief en zal proberen hem af te maken, want als de post vandaag weggaat kan hij nog mee. Ontvang nu allen mijn hartelijke groeten en weest Gode bevolen.

Uw zuster in Jezus Christus, G. Roos

Dan komt er een ommekeer. Na een jaar of zeven komen er verontruste brieven, en de kranten schrijven weinig goeds over de tijd die gaat komen. Begin 1927 krijgt men een brief dat iedereen er op voorbereid moet zijn om weer te vertrekken. Enkele maanden later krijgt Trijntje een bericht met de melding "dat men het dringend noodzakelijk acht, dat men zo snel mogelijk China verlaat, langs de minst gevaarlijke weg en liefst ongemerkt".

Geertje Roos was heel moeilijk te bereiken, want in het gebergte sneeuwde het en de vlakte van Wei-Shi waar zij zat, is gescheiden van de Yang-tze vlakte door een hoge bergreeks. De postbode ging bijna tot aan zijn middel door de sneeuw, toen hij over de laatste hoge bergpas voor WeiShi liep. Daarom duurt het in de winter weken voordat men een brief bezorgd krijgt.

Het wordt een zware tocht over smalle rotsachtige paden met grote diepten waar men gemakkelijk in zou kunnen storten. Omdat de karavaan steeds groter werd, was er op de pleisterplaatsen geen onderdak en men sliep dan in de buitenlucht tijdens goed weer, maar ook in China kent men stortregens…. De terugtocht was in de warmste maanden van het jaar en uiteindelijk bereikten ze de grote stad Teng-Yueh. Van daaruit ging de reis in tien dagen in door koelies gedragen draagstoelen door oerwouden en door rivieren naar het Engelse grondgebied Birma. Dan is het 17 juni 1927 en vier dagen later vertrekken ze met de rivierboot naar Mondalay. Van hieruit gaan ze met de nachttrein naar Rangoon. Geertje en Trijntje reizen door naar Singapore en gaan dan met ss "Prinses Juliana" van de maatschappij Nederland naar voormalig Nederlandsch Indië.

Dan gaat de reis eindelijk terug naar Terschelling. Iedereen daar is blij dat ze weer thuis zijn maar de vakantie duurt kort en opnieuw gaan ze door met het evangelie verkondigen in Nederland. Als de toestand in China beter wordt onderneemt Trijntje in 1931 opnieuw de lange reis naar China, maar Geertje Roos blijft achter. In 1938 is haar tijd om en ze keert weer terug naar Nederland. Voor de periode van vijftien jaar gaat Trijntje in Nederland door met haar werk. Van Geertje Roos is mij verder weinig bekend. De historicus van de pinkstergemeente weet me te vertellen dat ze naar Amerika is verhuisd waar ze mogelijk ook evangelisch werk heeft gedaan. Ze overlijdt 1 juni 1966 in Eldora. Trijntje overlijdt op 23 november 1980 in Den Haag en ligt begraven op de begraafplaats "West Duin " in Loosduinen

Geertje Daniels Roos, zendelinge, geboren te Lies (Tersch) op 15 maart 1879, overleden te Eldora (USA) op 1 juni 1966, 87 jaar en 78 dagen oud, dochter van Daniel Ariens Roos (landbouwer) en Maamke Philippus Ewouds.

Trijntje Bakker, zendelinge in China, geboren te Lies (Tersch) op 15 januari 1891, wonende te 's-Gravenhage (ZH) en in China, overleden te 's-Gravenhage (ZH) op 23 november 1980, begraven te Loosduinen (ZH) op 27 november 1980 op de begraafplaats "West Duin", 89 jaar en 313 dagen oud, dochter van Cornelis Anes Bakker (landbouwer, zeeman en manufacturier) en Trijntje Klaas Pals.

 Terug naar de verhalenlijst